22

22

Ik sjokte door de gang. Op weg naar nummer 22, dacht ik. Dan is het klaar. Elke dag telde ik hoeveel ik er nog moest, het maakte de dag niet korter. Ik dacht aan mijn eerste wc die dag. De wc bij het activiteitencentrum, gisteren zat het hele huis daar, dan weet je het wel. Waarschijnlijk, schatte ik, hebben er ongeveer 120 mensen gebruik gemaakt van vier wc’s. In ieder geval zo zagen ze er uit.

Ik werd die ochtend om half zeven begroet door een doordringende urinelucht, nagaand dat de gemiddelde bewoner vijftien medicijnen per dag slikt en de medicijnen het lichaam ook weer moeten verlaten.
Als ze nou maar eens in de pot hebben gepoept, dacht ik bij mezelf.

Bij het openen van de deur van het damestoilet begon het al met een zwarte plakkerige vloer, dit beloofde niet veel goeds, de zwarte plak liep langzaam over in een glimmend goedje richting de wc-pot die met zijn onderkant in een diepe plas okergele urine stond. Ik pakte mijn dweil en begon moedig de pis op te dweilen. Het was bijna niet te doen. Ik had er spijt van dat ik mijn korte broek had aangetrokken. Ik voelde de chemisch geworden pisspetters branden op mijn benen en op mijn bruine gympen ontstonden kale plekjes.

Hoewel ik het niet wilde dwaalden mijn gedachten af naar het ontstaan van de vuiligheid. Een niet zo’n fraai beeld kan ik u vertellen. De werkdag was pas twintig minuten oud en ik wist dat dit niet de enige wc zou zijn in deze conditie. Toen de vloer klaar was moest ik nog aan de pot beginnen. Ik pakte de witte ecolab-fles en spoot de pot vol. Een ‘heerlijke’ zoete lucht kwam vrij. Ik begon net iets te driftig de zwarte plekken van de rand af te borstelen, waardoor diverse spetters op mijn onderlip belandden. Dit maakte mij nog furieuzer. Met mijn bovenarm veegde ik het goedje van mijn gezicht.
Ik voelde me geprezen dat er geen poep in mijn oog was beland. Gelukkig kan ik dingen van de positieve kant bekijken. Restte mij nog één ding en dat was het vervangen van het het zakje van de prullenbak op de wc. Hetgeen waar het maandverband in gedeponeerd dient te worden. Ik deed het deksel open. Het bloederige tafereel wat ik daar aantrof ging alle boeken te buiten om over de lucht nog maar te zwijgen.

Ik kokhalsde.
Een door bloed aan elkaar geplakt inlegkruis lachte mij toe. Het kruisje werd omringd door kleverige dotten haar.
Misselijk geworden pakte ik het zakje uit de bak en verving het voor een nieuwe. Tranen stonden in mijn ogen.
Hoe had het zó ver kunnen komen, en het was nog wel zo leuk op de kunstacademie. Snikkend liep ik terug naar mijn schoonmaakwagen.
Eén gedaan, twenty one to go.